Sinds de invoering in 2010 wordt de verwijsindex (VIR) steeds meer gebruikt. Het aantal meldingen en matches en het aantal aangesloten organisaties is flink toegenomen. Een beperkt deel van deze matches leidt tot de beoogde vroegsignalering en hulpverlening. Dit blijkt uit een evaluatie van de verwijsindex door DSP-groep in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid welzijn en sport.

De evaluatie komt op een moment dat veel gemeenten nog druk bezig zijn met de herinrichting van hun jeugdhulp aanbod en hun ondersteunende informatiesystemen als gevolg van de invoering van de nieuwe Jeugdwet per 1 januari 2015. Gemeenten stellen zich de vraag of en hoe zij de VIR (beter) kunnen benutten. Biedt het systeem voldoende meerwaarde om door te gaan?

Evaluatie 2018

Het Ministerie van VWS, eindverantwoordelijk voor de verwijsindex, vindt het vooralsnog te vroeg een definitief standpunt over VIR in te nemen. VWS onderschrijft dat de VIR een toegevoegde waarde heeft bewezen en die ook in de nieuwe Jeugdwet kan hebben, mits de VIR zich met inspanning van alle betrokkenen de komende jaren verder ontwikkelt. Bij de (voorziene) evaluatie van de nieuwe Jeugdwet in 2018 wordt de VIR daarom wederom geëvalueerd.

Gebruik Verwijsindex Risicojongeren (VIR)

De VIR is een instrument waarin professionals zorgen over jongeren kunnen melden. De verwijsindex brengt de meldingen vervolgens bij elkaar en geeft een signaal af aan hulpverleners over hun onderlinge betrokkenheid bij jongeren. Met als doel dat problemen bij jongeren vroegtijdig worden gesignaleerd en er preventief kan worden ingegrepen.

Convenantgebieden

De aansluiting van gemeenten met de VIR vindt bijna altijd plaats via convenantgebieden: clusters van gemeenten waar onderlinge afspraken rondom de VIR zijn vastgelegd in een convenant. In totaal zijn er 65 convenantgebieden aangesloten met de VIR database (1 van de Raad voor de Kinderbescherming en 64 gemeenten of clusters van gemeenten). Gemeenten hebben een bepaalde mate van vrijheid bij de invulling van de wet. Dit heeft tot gevolg dat de inrichting, organisatie en afspraken rondom de VIR in de praktijk per convenantgebied sterk verschillen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ook het gebruik van de VIR sterk verschilt. Waar in sommige gebieden tienduizend meldingen op jaarbasis zijn gedaan, wordt in andere gebieden niet of nauwelijks gewerkt met de VIR.

Uit het onderzoek blijkt dat de meerwaarde van de VIR is gelegen in vroegtijdige signalering en hulpafstemming. En wel bij bovenregionale matches die informatie geven over zorgmijders en multiprobleemgezinnen en jongeren die over de regiogrens naar school gaan. De meerwaarde is echter beperkt. Voor signalering binnen de eigen regio volstaat de lokale verwijsindex en zijn de matches vaak al bij de hulpverlening bekend. Van de geënquêteerde meldingsbevoegden gaf 63% aan niets te merken van aansluiting bij de landelijke VIR.

Aanbevelingen

We doen de volgende aanbevelingen voor het rijk, gemeenten en de aanbieders/leveranciers:

  • Rijk – Zorg dat de verwijsindex zo is ingericht dat aansluiting met lokale verwijsindexen en systemen waarin informatie over jeugd wordt vastgelegd makkelijk en uniform is te maken.
  • Rijk – Verhelder het juridisch kader rondom informeren en toestemming vragen en draag dit uniform uit.
  • Gemeenten – Bevorder het gebruik van de verwijsindex. Investeer in de borging van het bestaande systeem zoals dat nu is vormgegeven in lokale systemen en zorg voor uitbreiding van met name het voorveld. Daarbij is het aansluiten van de in ontwikkeling zijnde wijkteams van essentieel belang.
  • Gemeenten – Leg de regie rondom de opvolging van een match lager bij het voorveld. Dit voorkomt veel matches waarmee toch niets gedaan wordt.

Download het rapport hier

Meer weten over dit project?

Bel of mail met Manja! Zij vertelt je graag meer.