DSP-groep voerde in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van VenJ kwalitatief onderzoek uit naar de besluitvorming over en het verloop van zorgtrajecten van gedetineerden in zes penitentiaire inrichtingen.

In detentie verblijven veel gedetineerden met psychische problematiek: psychiatrische symptomen, verslaving, (licht) verstandelijke beperking ((L)VB) of een combinatie van deze problemen. In het onderzoek keken we naar zorgtrajecten van preventief gehechten, afgestraften en ISD-ers (Inrichting Stelselmatige Daders).

Resultaten

Signalering zorg en caseload PMO’s
In alle zes de onderzochte penitentiaire inrichtingen is een psycho-medisch overleg (PMO) ingericht. Het PMO bestaat uit één of meer psychiaters, psychologen, artsen en forensisch verpleegkundigen. Gezamenlijk bepalen zij welke zorg gedetineerden ontvangen. Uit het onderzoek komt naar voren dat binnen het PMO de nadruk ligt op het afgeven van indicaties voor zorg, waardoor niet altijd voldoende ruimte beschikbaar is voor het bespreken van complexe zaken en het verlenen van basiszorg.

Informatiedeling
De besluitvorming over (forensische) zorgtrajecten in de onderzochte PMO’s gebeurt op grond van de voor de medische dienst beschikbare informatie. Het opvragen van medische informatie buiten penitentiaire inrichtingen verloopt soms moeizaam. Hierdoor is -vooral bij preventief gehechten- informatie niet altijd (tijdig) beschikbaar.

Wachttijden forensische zorg
Doordat er wachtlijsten zijn, lukt het uitplaatsen van gedetineerden naar zorg buiten de muren van de penitentiaire inrichting niet altijd. Er zijn vooral lange wachttijden voor klinische zorg én voor verblijf in instellingen voor beschermd wonen. Hierdoor kunnen gedetineerden soms niet binnen de termijn van de detentie in een (zorg)instelling worden geplaatst. In de onderzochte penitentiaire Inrichtingen blijkt verder dat bij het indiceren van zorg soms rekening wordt gehouden met eventuele wachttijden en het veronderstelde aanwezige zorgaanbod. De PMO’s schrijven de indicatie dan toe naar het zorgaanbod, terwijl de indicatiestelling vraaggestuurd behoort te zijn.

Samenwerking
Verder kan de samenwerking tussen penitentiaire inrichtingen en zorginstellingen beter. De samenwerking is nu veelal afhankelijk van psychiaters, psychologen en behandelaren die elkaar al kennen. Verder bestaat onder de PMO-professionals de indruk dat zorginstellingen gedetineerden weigeren én plaatsingen in de forensische GGZ vaak worden afgebroken. Het is echter niet duidelijk in welke mate dit plaatsvindt.

Conclusie

We concluderen dat de psychologen en het PMO in de onderzochte penitentiaire inrichtingen veel moeite doen om zorg voor gedetineerden met psychische problemen te indiceren en te realiseren. In de meeste gevallen lukt het ook om (enige vorm van) zorg in te zetten – ook al is dat niet altijd de meest passende zorg. Welke zorg op welk moment in detentie het best past, verschilt per persoon en sluit aan bij de persoonsgerichte aanpak die DJI voorstaat. Best passende zorg hoeft niet te betekenen dat de gedetineerde meteen naar de GGZ wordt doorgeplaatst. In dit onderzoek blijkt dat de penitentiaire inrichtingen aansluiten bij de principes van Stepped Care die in de looptijd van het onderzoek werden geïmplementeerd: zet zorg in zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig. Goede basiszorg is niet alleen van belang voor het toeleiden naar forensische zorg, maar speelt ook een belangrijke rol bij doorzorg en overbruggingszorg. De genoemde knel-en verbeterpunten in dit onderzoek bieden aanknopingspunten om nog meer gedetineerden de best passende zorg te bieden.

Meer weten over dit project?

Bel of mail met Wendy Buysse! Zij vertelt je graag meer.