De Veiligheidsmonitor is een jaarlijks terugkerende grootschalige bevolkingsenquête, waarin thema’s als leefbaarheid en overlast in de woonbuurt, veiligheidsbeleving, slachtofferschap van verschillende typen delicten, het oordeel van de burger over het optreden van de politie en preventiemiddelen worden onderzocht.
In ons onderzoek bekeken we in hoeverre de

Nederlandse versie van de Veiligheidsmonitor benut kan worden voor het beantwoorden van een aantal onderzoeksvragen met betrekking tot woninginbraak: Welke preventiemiddelen zijn het meest effectief tegen woninginbraak? Zijn er specifieke groepen mensen te identificeren die vaker slachtoffer worden van woninginbraak?

Onderzoeksvragen

De eerste onderzoeksvraag is beantwoord aan de hand van een replicatie van een in Engeland en Wales uitgevoerd onderzoek  door Tseloni, Thompson, Grove, Tilley en Farrell (2014).  Voor de beantwoording van de tweede onderzoeksvraag stelden we een zestal hypothesen op.

Een analyse op data van de Nederlandse Veiligheidsmonitor laat – in tegenstelling tot de verwachting op basis van het onderzoek van Tseloni et al – geen samenhang zien tussen de aanwezigheid van preventiemiddelen en slachtofferschap van geslaagde woninginbraak. Met andere woorden: de kans om slachtoffer te worden van woninginbraak in woningen met één of meerdere preventiemiddelen is even hoog als in woningen zonder preventiemiddelen. In het rapport geven we hier een aantal verklaringen voor. Wat betreft de tweede onderzoeksvraag vonden we ondersteuning voor de volgende hypothesen:

  • Bewoners van huurwoningen zijn vaker slachtoffer van woninginbraak dan bewoners van koopwoningen.
  • Jonge respondenten (leeftijd 15 tot 24 jaar) worden vaker slachtoffer dan oudere respondenten.
  • Huishoudens in midden – en hoge SES-klassen hebben in de jaren 2009-2011 meer preventiemiddelen tegen woninginbraak dan huishoudens in lage SES-klassen.
  • Bewoners van huurwoningen hebben minder preventiemiddelen dan bewoners van koopwoningen.