Draagkrachtbeginsel in het strafrecht

Rechters en officieren van justitie kunnen bij het opleggen van geldboetes rekening houden met de financiële draagkracht van de verdachte. Het idee daarachter is dat met het opleggen van variabele geldboetes niet alleen in gelijke mate vergeld kan worden, maar ook dat met het aanpassen van de boetehoogte verdachten beter weerhouden kunnen worden van het opnieuw plegen van hetzelfde strafbare feit. Voor een miljonair heeft een boete van 100 euro tenslotte veel minder impact dan voor een bijstandsmoeder die de eindjes nauwelijks aan elkaar kan knopen.

Willekeur bij toepassen draagkrachtbeginsel

In opdracht van het WODC onderzocht DSP-groep de toepassing van het draagkrachtbeginsel door rechters. Het onderzoek laat zien dat deze draagkracht tamelijk willekeurig en subjectief toepassen. Enerzijds hanteren ze geen objectieve methode om de hoogte van iemands financiële draagkracht te bepalen. Anderzijds  verbinden ze heel wisselend consequenties aan hoge of lage draagkracht: sommige rechters doen nooit iets, terwijl anderen de boetehoogte aanpassen of een taakstraf opleggen als alternatief voor een boete. Deze uitvoeringspraktijk zorgt voor een groot risico op rechtsongelijkheid en beperkt de effectiviteit van boetes.

Twee oplossingsrichtingen

Gelukkig kan het ook anders. Het onderzoek levert twee oplossingsrichtingen op waarlangs het draagkracht beginsel in het strafrecht objectief en consequent kan worden toegepast. Deze richtingen lijken technisch goed uitvoerbaar. Het is daarom aan de politiek om de handschoen op te pakken.

Meer weten over de toepassing draagkrachtbeginsel bij geldboetes?

Bel of mail dan met Oberon Nauta. Hij vertelt je er graag meer over.