‘Jongens waren we, maar aardige jongens,’ schreef Paul van Soomeren over Bram van Dijk en zichzelf. In het nawoord van het doctoraal onderzoek over vandalisme dat zij in 1981 afrondden, gaven zij zichzelf alvast een cijfer: iets tussen de 9 en de 9,5. Meerdere kranten schreven al over de conclusies voordat een hoogleraar ze gezien had.
‘Arrogant,’ vond de beoordelaar. ‘Jammer van de foto bij het artikel,’ vond een vriendin van de moeder van Bram. Paul en Bram hadden de smaak te pakken.

‘Jongeren in Amsterdam blijken in staat om in vier maanden tijd 2000 lantaarnpalen en 600 haltepalen te vernielen,’ opende een artikel in de Volkskrant in 1980. De kop ‘Vandalen te vinden in alle milieus.’ Bram kwam met het onderwerp voor het onderzoek, zoals dat daarna vaak zal gaan. Grijnzend: ‘Ik ben van de wilde en strategische plannen en Paul is meer planmatig en didactisch. Zonder Paul kom ik nergens’.

Bram van Dijk, oprichter DSP-groep
Bram van Dijk, oprichter DSP-groep

'Ik ben van de wilde en strategische plannen en Paul is meer planmatig en didactisch. Zonder Paul kom ik nergens'

Paul: ‘Ik was eigenlijk niet zo geïnteresseerd in een sociaal geografische scriptie. Ik wilde eerst mijn studie planologie/demografie afmaken, maar in mijn dagboek uit die tijd stond: “Eigenlijk is het onderwerp irrelevant. M.i. staat de samenwerking tussen ons beiden voorop.”

De directe aanleiding voor Bram om vandalisme te onderzoeken was dat hij zijn fiets, die nog van zijn vader was geweest, vernield bij een bushokje vond: ‘een heel zielig gezicht’. Daarnaast was vandalisme in die tijd overal in de stad een zichtbaar probleem én was hij nieuwsgierig, zowel naar de geografische spreiding van vandalisme als de verklaring. Paul noteerde gedurende de hele onderzoeksperiode de uren die ze eraan werkten in een schrift. ‘Er stond 700 uur per persoon voor een scriptie en wij waren van de generatie die absoluut niet teveel wilden doen, dus dan houd je dat bij.’

Terwijl het onderzoek nog liep, hoorden ze van verschillende kanten geïnteresseerde geluiden. Bij het Gemeente Energie Bedrijf (GEB) zaten ze een week lang vernielde lantaarnpalen op enorme kaarten van de stad in te tekenen. Lantaarnpalen staan overal gelijkmatig verspreid in een hoge dichtheid en zijn zo een belangrijke indicator om de mate van vandalisme te bepalen.

Paul: ‘Zij wilden ons toen helpen met het vermenigvuldigen van die scriptie. Ik weet nog dat een van de leidinggevenden daar heel enthousiast was: “Dit is waanzinnig!” riep hij.’ Die hulp was handig, want er moesten tweehonderd scripties komen, inclusief die kaart van de stad (bestaande uit 9 A0-vellen). Het idee was om de scripties te verkopen om zo hun kansen op een leuke baan te vergroten. En Paul en Bram brachten de pers vast op de hoogte. Paul haalt zijn schouders op: ‘Dat was gewoon logisch.’
Bram met grijns en aangezet Amsterdams accent: ‘Gewoon logisch.’
Paul: ‘Dat we de universiteit passeerden, leverde ons een expliciet benoemde min op als cijfer, een 8-.’

vrije jongens

Het eerste baanaanbod volgde snel: ze konden alle twee bij het Landelijk Bureau Voorkoming Misdrijven in Den Haag beginnen. Ze bedongen dat ze daarnaast alle twee één dag in de week voor de gemeente Amsterdam konden werken aan een interessant anti-vandalismeproject in Osdorp.

Bij het Landelijk Bureau Voorkoming Misdrijven werden ze door hun leidinggevende ‘de tweeling’ genoemd. Paul: ‘Hij had de rare opvatting dat tweelingen gescheiden moesten worden.’ Dus kregen ze alle twee een ander dossier.

Bram: ‘Ik denk dat Paul zich iets minder ongelukkig voelde dan ik.. Ik was tweede secretaris van de commissie winkeldiefstal. Wel leerzaam, maar eh ja… tweede secretaris! Dat voelt toch niet goed.’

Paul was inderdaad meer op zijn plek in een dossier waar hij onderwijs op het terrein van criminaliteitspreventie opzette voor de politie en hij vond de hiërarchie grappig en leerzaam. Paul: ‘We zagen hoe het beleid dat op departementen werd verzonnen, neersloeg in de gemeente en andersom: hoe de werkelijkheid in de gemeente het beleid beïnvloedde. Maar ja, om nou ambtenaar te blijven…’

Bram en Paul kwamen alle twee uit linkse gezinnen die ambtenaar een goede baan vonden. Paul kijkt een beetje moeilijk: ‘De zekerheid van een vast salaris en samen op een nette manier de samenleving verder brengen. Winstgevende BV-tjes opzetten was echt een schande.’

De reistijd naar Den Haag en het werken voor een baas trokken hen minder en er leek een goede markt voor inhoudelijk, beleidsgericht onderzoek te zijn. Na een jaar zaten ze in de trein terug van een congres in Arnhem en had Bram weer een plan: Waarom niet samen een onderzoeksbureau beginnen?

Het uitgangspunt was leuk werk doen, lekker geld verdienen en geen baas boven je te hebben. Ze gingen in onderhandeling met het Landelijk Bureau over een deeltijd contract, maar dat was geen optie. ‘Je werkt hier fulltime of je werkt hier niet,’ was het antwoord van hun baas.

Ze kwamen tot een ander plan: Bram ging als verkenner vooruit om te kijken hoe het binnenhalen van opdrachten zou gaan. Ze zouden zich niet alleen op vandalisme richten, maar ook op andere vormen van criminaliteit. Paul zou nog een jaar op contractbasis blijven werken, zodat ze zijn salaris – en de WW van Bram – zouden hebben om op terug te vallen, mocht het misgaan. Het ging niet mis, op 1 februari 1984 werd het Bureau Criminaliteitspreventie opgericht, de tweeling was herenigd.

Al snel vroegen ze er een schaakvriend van Bram bij, omdat het werk teveel werd voor hen samen. De twintig jaar die volgden zouden steeds meer vrienden van vrienden bij hen komen werken.

In het jaar van de oprichting vroeg een andere schaakvriend van Bram, Rein, of Paul en Bram niet nog een werkruimte zochten. In het Veemgebouw, dat door een aantal kunstenaars, hout- en metaalbewerkers en een theater was gekraakt, was voldoende plek. De eerste verdieping was nog bijna helemaal leeg. Alleen een schoorsteen, brievenbus en verwarming ontbraken en in de winter bevroor de enige wc in het grote gebouw. Maar misschien konden Paul en Bram helpen bij de verdere ontwikkeling en het rondkrijgen van financiering?

Aldus geschiedde. Bram stimuleerde het idee van samenwerking met de gemeente met het oog op financiering, Paul was decennia later betrokken bij het uitonderhandelen van een bak subsidie en een voordelige erfpachtconstructie. Dit alles samen met vele andere Veemers.

Bram: ‘Al het drukwerk ging naar beneden, fotografie en vormgeving werd door Veemers gedaan… Wij hebben met onze kwaliteiten – we zijn goed in het op gang krijgen en houden van een papierstroom – een bijdrage geleverd aan het feit dat het ‘Werkgebouw het Veem’ nog staat en dat het nog steeds een vereniging is.’

Het Veem en DSP-groep groeiden samen verder. Het Bureau Criminaliteitspreventie veranderde via Van Dijk Van Soomeren en partners in DSP-groep. Het aantal meters kantoorruimte in het Veem nam toe en na een jaar of tien was hun werkplek geen gore bende meer, maar een visitekaartje.

Paul van Soomeren, oprichter DSP-groep
Paul van Soomeren, oprichter DSP-groep

‘Het Veem is het meest geslaagde kraakpand in Nederland! Een heel groot gebouw, in bezit van de vereniging, door de ondernemers zelf opgeknapt, op één van de mooiste plekken van Amsterdam.’

Bram: ‘Het Veem was een toevallige kans die zich voordeed. Maar het benutten van halve kansen, om in de woorden van Van Gaal te spreken, is een kracht die wij hadden en die nog steeds wel in DSP zit. Misschien nog wel meer.’

Paul: ‘Het Veem is het meest geslaagde kraakpand in Nederland! Een heel groot gebouw, in bezit van de vereniging, door de ondernemers zelf opgeknapt, op één van de mooiste plekken van Amsterdam.’

Samenvattend: samenwerkingsproject DSP-groep: een 9 of een 9,5? Paul en Bram lachen, de kapsones lijken iets afgenomen, maar de vriendschap is gebleven.

Lees hier de publicatie over het Veem door Paul van Soomeren

Meer weten over de geschiedenis van het Veemgebouw?

Neem dan vrijblijvend contact op met Paul van Soomeren. Hij staat je graag te woord.