Cultuurnotaproces gemeente Utrecht 2025-2028
Evaluatie Cultuurnotaproces gemeente Utrecht 2025-2028
Tara Hof, Salama Konaté en Jurjen Weemstra van DSP-groep evalueerden in opdracht van de gemeente Utrecht het proces dat vooraf ging aan het vaststellen van de subsidies die verdeeld worden op basis van de Cultuurnota 2025-2028. Deze evaluatie richt zich op de rollen van verschillende betrokken partijen, de structuur en vitaliteit van het culturele ecosysteem, en de aansluiting van het Utrechtse proces op andere (provinciale en landelijke) regelingen.
Achtergrond en aanpak
De Cultuurnota is een beleidsnota die de kaders stelt voor de toekenning van subsidies (voor twee en vier jaar) aan culturele instellingen. DSP-groep heeft deze evaluatie uitgevoerd in april-juli 2025. Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen is op verschillende manieren (feitelijke en waarderende) informatie verzameld. Via documentenanalyse, interviews en via een systematische vergelijking met de andere G4-steden, de provincie Utrecht en een aantal Rijksfondsen: het FPK, FCP en het Stimuleringsfonds.
Conclusies
- Rollen en verantwoordelijkheden: In Utrecht spelen de betrokken partijen ieder een herkenbare en duidelijke rol binnen de bestuurlijke verhoudingen. De gemeenteraad bevindt zich echter nog in een proces van aanpassing aan de huidige rolverdeling. Betrokkenen (vooral de raad) zouden bovendien nog beter meegenomen willen worden in de belangrijke afwegingsmomenten gedurende het proces.
- Structuur en vitaliteit: De analyse van DSP-groep laat zien dat het huidige Utrechtse cultuursysteem onder druk staat. Het budget groeit onvoldoende mee met de stad en de sector, waardoor de kloof binnen de cultuurnota tussen vraag en aanbod groter wordt en de concurrentie toeneemt. Er werd ruimte geboden voor vernieuwing, inclusiviteit en spreiding van cultuur over de hele stad. Tegelijkertijd leven er vragen over de uitzonderingspositie van de Grote 3 en de rol die zij voor de stad en de sector kunnen spelen. Daarnaast is er zorg over het achterblijven van een aantal disciplines (zoals beeldende kunst), wat het risico geeft op scheefgroei en verlies van diversiteit. Tot slot blijkt de samenhang met cultureel vastgoed een zwakke plek: de koppeling tussen cultuurnotaregelingen en gemeentelijk vastgoed is onvoldoende, met inefficiëntie tot gevolg.
- Aansluiting met andere regelingen: De afstemming tussen gemeentelijke en provinciale subsidies verloopt niet altijd adequaat. Rijksfondsen houden weinig rekening met lokale omstandigheden, wat leidt tot een wirwar van aanvragen en deadlines voor instellingen.
Aanbevelingen
- Betrek de Gemeenteraad eerder: Door de raad tijdig te betrekken in de beleidsvorming (zowel inhoudelijk als op proces), kunnen spanningen in de eindfase van besluitvorming worden verminderd en ontstaat meer draagvlak voor inhoudelijke keuzes.
- Verken het instellen van een publiek Cultuurfonds: Een zelfstandig, onafhankelijk Cultuurfonds zoals het AFK kan zorgen voor meer continuïteit en gezag binnen het beoordelingsproces.
- Ontwikkel een specifieke regeling voor de grote instellingen: Dit creëert duidelijkheid en biedt de kans bijpassende inhoudelijke eisen te stellen.
- Overweeg het werken met duidelijker gedefinieerde functies en categorieën binnen de cultuurnota: Er lijkt in Utrecht draagvlak te zijn voor het verdelen van het geld op basis van rol of functie in het ecosysteem (zoals presentatie-instellingen, productiehuizen of festivals).
- Redeneer meer vanuit het gebouw: Stem cultuursubsidies beter af met het gemeentelijk vastgoedbeleid om de samenhang tussen subsidie- en vastgoedbeleid te verbeteren.
- Verbeter afstemming met provincie en Rijk: Gemeenten, provincie en Rijk zouden eerder in de beleidscyclus het gesprek moeten voeren over infrastructuur, overlap en witte vlekken om de druk op instellingen te verlichten.