Jeugdzorgbeleid door een praktijkbril
Het is een regenachtige zaterdagochtend. Ik heb net mijn auto geparkeerd en ben op weg naar een gezin dat ik begeleid als orthopedagoog. Een multiprobleemgezin, zoals we dat in de wereld van het jeugdzorgbeleid zouden noemen. De voordeur valt niet te missen. Het gaat richting zomer, maar de plastic kerstkrans hangt nog steeds voor het deurraam met een barst erin. Maar wat vooral opvalt is het gegil dat al van ver is te horen. Ik herken de stemmen van de kinderen. Het gaat er hard aan toe, zoveel is duidelijk.
Ik maak mijn komst door de brievenbus kenbaar, want de bel is stuk. Een van de jongens opent de deur, zijn broer ondertussen letterlijk van zich afschoppend. De andere broer timmert op zijn hoofd. Hun moeder zie ik verdoofd in een hoek van de kamer zitten, met haar handen op haar oren. Terwijl ik de jongens uit elkaar trek, vraag ik haar of ze het goed vindt dat ik de jongens meeneem naar het strand. Ze knikt. Het duurt nog zeker tien minuten voordat we weg zijn, doordat de ruzie steeds weer oplaait en kapotte en te kleine schoenen en jassen niet te vinden zijn.
Eenmaal in de auto vliegen de scheldwoorden en vuisten nog altijd in het rond. Dat stopt pas als Milo – onze sfeergevoelige flatcoated retriever – achterin begint te blaffen. Ik geef aan dat ze hem bang en onrustig maken. Dat maakt indruk. Even later op het strand spreek ik om beurten met de jongens, terwijl de andere twee vrolijk rennen en dollen met Milo en zijn onafscheidelijke bal. Een uur later in de auto terug is de stemming opperbest en zingen ze vrolijk mee met ‘Poppendokter Bob’.
Twee dagen later vertel ik het verhaal aan de lokale jeugd- en gezinscoach, die drie keer in de week bij dit gezin over de vloer komt ter ondersteuning. Ze reageert verbaasd: “Huhhh, nam je ze mee met je eigen auto? Wij horen altijd binnen ons team dat dat absoluut niet mag vanwege aansprakelijkheid enzo.”
De reactie verbaast me niet, want tegen dit systeemdenken loop ik vaker aan. Zo lukte het ook niet om via de gemeente een taxi te regelen voor een intakegesprek van de moeder van ditzelfde gezin bij een gezinskliniek eerder die week. Uiteindelijk ben ik toen zelf maar als veredelde chauffeur mee gegaan; een nogal inefficiënte oplossing.
Gelukkig ziet men dat in de wereld van het jeugdzorgbeleid ook steeds meer in. Steeds vaker hoor je daar terug dat ‘de leefwereld’ centraal moet staan. Onder noemers als Doorbraak-, Eropaf-, Maatwerk- en Wijkactieteams wordt gezocht naar manieren om wetten, regels en afspraken te omzeilen als daar aanleiding voor is. Omdat het systeem ondersteunend moet zijn aan de leefwereld en praktijk; niet andersom. Vanuit DSP ondersteunen we dit soort positieve ontwikkelingen met onderzoek, methodebeschrijvingen en detacheringen. Maar ons doel reikt verder. Want dát er speciale teams nodig zijn om te doen wat goed is voor kwetsbare kinderen en gezinnen is eigenlijk de omgekeerde wereld. Buiten de lijntjes (durven) kleuren zou de norm moeten zijn. Want het doel heiligt de middelen.
Paul Duijvestijn is partner, projectleider, onderzoeker en adviseur bij DSP, onder andere binnen het jeugd(zorg)domein. Om voeling met de praktijk te houden, combineert hij zijn DSP-werk met een rol als vrijgevestigd orthopedagoog.
Contact opnemen met Paul Duijvestijn?
Bel of mail hem dan, Paul staat je graag te woord.
Of lees meer over...