Naar aanleiding van een opiniestuk in het NRC Handelsblad (21 juni 2019) waarin door het NIFP notoir klaaggedrag en het belang om het klachtrecht te herzien aan de kaak werd gesteld, deden wij afgelopen jaar onderzoek naar klaaggedrag. Wij brachten in opdracht van het WODC de aard en omvang in kaart van (notoir) klaaggedrag van justitiabelen naar wie pro Justitia onderzoek was gedaan. En wat blijkt? (Notoir) klaaggedrag komt veel minder voor dan gedacht.

Onderzoek

Klachten kunnen worden ingediend bij onder andere het medisch tuchtcollege, het NIFP, DJI en de Nationale Ombudsman. Het belang van klachtrecht is groot, aangezien pro Justitia onderzoek een enorme impact kan hebben op de onderzochten. Zij kunnen immers een tbs-maatregel opgelegd krijgen als gevolg van een pro Justitia onderzoek. Als hij of zij het oneens is met hoe het onderzoek is uitgevoerd, kan hij of zij bij een van de instanties een klacht indienen. Wij onderzochten hoe vaak dat gebeurt en wat de uitkomsten van deze klachtenprocedures zijn.

Weinig klachten

Veel klachten behandelende instanties blijken niet te registreren hoe vaak naar aanleiding van pro Justitia onderzoek een klacht wordt ingediend. Om toch een inschatting van de omvang te kunnen maken, zetten wij een enquête uit onder rapporteurs. Op basis daarvan maakten wij de inschatting dat er in de afgelopen vijf jaar 68 klachten zijn ingediend tegen pro Justitia rapporteurs. Van deze klachten merkten wij 14 aan als meervoudig (bij meerdere instanties ingediend en/of tegen meerdere mensen gericht). Afgezet tegen het totaal aantal pro Justitia onderzoeken dat in diezelfde periode is gedaan (22.570) betekent dit dat minder dan 1% van de rapportages uiteindelijk tot een (meervoudige) klachtenprocedure leidt. Bovendien worden de meeste klachten (deels) ongegrond geacht.

Grote impact op rapporteurs en minder bereidheid

Ondanks dat klachten weinig voorkomen, zagen we dat de impact van een klachtenprocedure om rapporteurs en andere betrokkenen erg groot kan zijn. Bij rapporteurs is er veel onzekerheid over de uitkomst van, met name, tuchtrechtelijke klachten en ze zijn bang hun werk als psycholoog, psychiater of rapporteur niet voort te kunnen zetten. Ook blijkt dat rapporteurs de kans dat zij met een klachtenprocedure te maken krijgen, redelijk hoog inschatten. Dit lijkt voort te komen uit onwetendheid over de inhoud van (tuchtrechtelijke) klachtenprocedures, de uitkomsten ervan en de ondersteuning die zij vanuit het NIFP kunnen verwachten. Dit verkeerde beeld heeft invloed op de bereidheid van rapporteurs om pro Justitia onderzoeken te blijven doen.

Hoe kan het beter?

Verschillende rapporteurs geven aan meer informatie te willen over hoe een klachtenprocedure werkt en wat de uitkomsten zijn, zodat ze een realistischer beeld krijgen van het risico op een klacht. Niet alleen om ‘gerustgesteld’ te worden, maar ook om goed geïnformeerd te zijn over de actuele uitleg van het tuchtcollege over de geldende procedures en gedragscode. Dit vraagt onder andere om systematische registratie van klachtenprocedures bij de verschillende klacht behandelende instanties. Dat moet resulteren in een realistisch beeld richting rapporteurs over de kans op en consequenties van een klachtenprocedure. De minister voor Rechtsbescherming ziet hier aanknopingspunten tot verbetering. Het NIFP zegt toe hiermee aan de slag te gaan.

Lees hier het nieuwsbericht van het WODC van 14 januari over dit onderzoek.

Meer weten over het onderzoek naar notoir klaaggedrag door justitiabelen?

Bel of mail dan met de onderzoekers Nynke Piepers of Oberon Nauta. Zij vertellen je er graag meer over.