De vraag of cameratoezicht werkt is nog nooit met een volmondig ‘ja’ of ‘nee’ beantwoord. Dat komt niet doordat onderzoekers hun werk niet goed doen: het komt doordat camera’s op elke plek weer anders werken. In Utrecht hangen 87 camera’s op diverse plekken, van het uitgaanscentrum tot in woonwijken.
Wij onderzochten het effect van die camera’s en

keken daarbij niet alleen naar effecten op straat (minder criminaliteit, meer veiligheidsgevoel), maar gingen we ook in de toezichtcentrale kijken om met eigen ogen te kunnen bepalen of de eventuele effecten die we op straat zagen, door de camera’s of door andere factoren zijn veroorzaakt.

Positief

Er gaat veel goed in het cameratoezicht in Utrecht. De kwaliteit van het rechtstreekse toezicht is hoog. Dat blijkt uit de cijfers in de registratie van de toezichtcentrale, maar werd ook bevestigd in interviews met betrokkenen en door de observaties in de centrale. Ook worden er in de opsporing op basis van opgenomen beelden met grote regelmaat successen geboekt. De kwaliteit van het opgenomen beeldmateriaal is hoog en rechercheurs worden bij hun opsporingsonderzoeken goed ondersteund door de medewerkers van cameratoezicht. Daarnaast blijkt dat het draagvlak voor het instrument groot is: in totaal is 63 procent van de inwoners van gebieden met cameratoezicht (zeer) positief en 14 procent is (zeer) negatief.

Paul van Egmond
Paul van Egmond Senior adviseur/partner

Toezicht en opsporing zijn leidend, preventie niet

Verbeterpunten

Er zijn geen concrete doelen gekozen voor het cameratoezicht in Utrecht. In de aanwijzingsbesluiten wordt wel beschreven wat het probleem is (bijvoorbeeld inbraken, overlast of geweld), maar wordt niet aangegeven hoe de camera’s precies moeten bijdragen aan het oplossen of verkleinen van die problemen. Omdat er geen concrete doelen zijn gesteld kunnen ook geen conclusies worden getrokken over het doelbereik van de camera’s.

Uit documenten, interviews en observaties zijn de doelen voor het cameratoezicht gedestilleerd. Er  blijken drie hoofddoelen te zijn: preventie, interventie en opsporing) en vijf subdoelen. In de praktijk blijkt de meeste aandacht uit te gaan naar interventie (via rechtstreeks toezicht) en opsporing. Aan preventie wordt nauwelijks aandacht geschonken.

Meer weten?

Heeft u vragen of bent u benieuwd naar wat wij binnen uw organisatie kunnen betekenen? Neem dan vrijblijvend contact op met Paul van Egmond.